'Als het heel hard stormt, dan ga je eerst met een zeeschip zo'n 6 tot 9 meter omhoog. Klimmen noemen we dat. En dan daarna duikt het schip bijna loodrecht naar beneden. Je zit dan wel vast in je stuurhut, maar het zijn toch momenten die ik nooit meer vergeet. Ook de momenten dat we drenkelingen aan boord namen, of juist mensen overboord gingen omdat ze waren overleden. Er gebeurt op zee veel, waar de wereld geen idee van heeft. Ik kan er wel een boek over schrijven.
Ik ben bijna mijn hele leven op zee geweest, maar vroeger was het anders dan nu. Mijn ouders en voorouders waren ook altijd op de vaart. Ik ging al vroeg zonder mijn ouders verder op een ander schip. Ik heb me opgewerkt tot kapitein en altijd met kaarten genavigeerd. Ik ging aan de wal voor de liefde, maar hier ik heb geleerd dat je nooit je passie daarvoor moet opgeven. Spijt? Ach, ze was goed voor me en inmiddels alweer een paar jaar weg. Nu maak ik foto's van de schepen hier. Tussen de burgers. Zo noemen we mensen aan de wal. Mijn excuses dat ik u zo noem. Het is ander volk. Sorry, maar op zee is alles voor mij overzichtelijk, aan de wal is er altijd gemier.'
'Heeft u heimwee naar de zee?' vraag ik.
De oude zeeman aarzelt even. Kijkt naar het water. 'Ja, ze trekt altijd aan me. En met het klimmen der jaren mis ik haar almeer.'