Ik sta op een kruispunt. Achter me hoor ik ze toeteren, en praten, over dat ik er niet meer aan moet beginnen. Dat ik geen legende meer wordt, en dus geen zalen meer uitverkoopt. Dat ik commercieel niet aantrekkelijk ben. Bovendien geen jonge meid, met een gouden keeltje en blote benen. Geen muziek maak dat ze op de radio draaien. Dat ik geen covers zing en je bij mij er ook niet doorheen mag lullen. Dat ik hooguit iets maak waar een piepkleine groep liefhebbers waarschijnlijk niet vaker naar wil luisteren omdat zij zo hun eigen maatstaf hebben over wat ze willen horen. Alleen de allergroten graag. Dat ik het hier wel kan vergeten verder. Het beter ook maar vergeten moet.
Voor me staat een bord waarop te lezen is dat in Australië één vrouw van 80 jaar, op haar 40e gitaar begon te spelen en nu een belangrijke muziekprijs krijgt. Het is me niet om die prijs, maar om dat ze muziek van haar voorouders maakt. 'Alles kan,' zegt het bord.
Zij roept mij. Net al die andere vergeten stemmen van oudere vrouwen uit de streek waar ik geboren ben, wiens stem ik afgelopen maanden hoorde roepen en zingen. Net als die paar die me wel willen helpen. Net als die stem waarvan ik niet weet waarvandaan die komt. Iets moois maken omdat ik het wil. Ik kijk nog even achter me en steek over. Ik ga het gewoon doen. Een eigen plaat. Waah!