Het is nog vroeg, en ik was van plan alleen op het bankje te zitten, hier in het Bargerveen. Het is stralend blauw, de zon is net op en de ganzen voeren hun gesprekken.
Na vijf minuten komt een man ook naar boven lopen. Ik heb pech, want in plaats dat hij na het opsteken van zijn peuk weer wegloopt, komt hij naast me staan. Hij kijkt over het land naar de verte, terwijl hij de lucht van zijn sigaret verdampt in de frisse ochtendzon. 'Je hebt toch geen last van de rook?' zegt hij ongegeneerd.
Ik sta op, ik heb hier geen zin in, maar hij houd me tegen. Hij steekt onhoorbaar een voet naar voren en vraagt hoe ik heet. Silvia mompel ik. 'Mooie naam, zegt hij, 'het komt van 'open plek.'
'Kom ga weer zitten,' zegt hij vervolgens vriendelijk. Ik kijk hem aan. Hij heeft mooie ogen. Er zit melancholie in. Dat pakt me en voordat ik de situatie in mijn tempo kan overzien heeft hij me in zijn greep. Onderdanig als een mak schaap ga ik weer zitten. Mezelf ondertussen verwijtend dat ik de ballen niet heb om weg te lopen. Ik heb dat soms, vooral met typen die doen alsof ze overal goed in zijn, die je laten geloven in sprookjes en altijd overal mee wegkomen.
'Je bent vriendelijk,' zegt hij en hij begint te praten. 'Ik moet je wat vertellen, ik heb een zware tijd. Geld maken is geen probleem hoor, mijn business loopt al jaren als een tierelier. Ik heb goeie sales, maar in mijn gevoel zit er iets vast, het lijkt er op dat de hele wereld tegen me is. Ik kom niet verder en sta er alleen voor. Ik heb iets over me, waardoor dingen steeds stuk gaan. Als ik het geluk in handen dreig te krijgen, is het weer weg voor ik er erg in heb, dan moet ik me in bochten wringen om er nog wat van te maken.'
Goh, wat een jammer voor je, denk ik, maar dat zeg ik niet. 'Wat een last.' zeg ik en sta weer op. 'Nee, zegt hij met lichte dwang, 'blijf nog even zitten.' Zonder ik na kan denken of protesteren ga weer zitten. Buiten is het koud, binnen begint ondertussen het bloed almeer bij me te koken.
De zon klimt naar de hemel en er komen ook meer ganzen aan. Ik droom weg naar Frankrijk. Naar de rust van het alleen zijn. Van de vrijheid van het niet hoeven luisteren naar andermans zelfsneuigheid. De man praat ondertussen door over hoe het allemaal zo gekomen is.
'Je verdient alle liefde van de wereld hè?' zeg ik na een paar minuten, een beetje cynisch. Ik sta intussen naast het bankje en luister allang niet meer. Hij knikt, trekt zijn voet terug ten teken dat hij dat wilde horen en hij besloten heeft dat ik nu mag gaan.
Ik droom bij hem weg, in de leegte. Mijn open plek. Welkom Thuis.