Ik probeer me voor te stellen, hier de magie van het oorspronkelijke vast te leggen. De oude vakhuizen. De mensen op de markt. Ze zitten hier altijd. Al eeuwen. In dit middeleeuwse dorpje is
niets veranderd. Vermoed ik.
Als ik hier blijf zal ik op een dag vragen of ik de mensen mag tekenen. Geen idee hoe je zoiets aanpakt. De afstand is nu nog te groot.
Het is zondagochtend vroeg. Het leven komt hier langzaam op gang. De mensen halen brood bij de bakker. De mist trekt tegen de heuvels aan op. Ik zit op een terrasje tegen het raam van het dorpscafe. Tegenover me staat de dorpshal die ik teken met potlood op papier. De open hal is betaald door mensen die van dit dorp houden. Staat erbij.
De oude mannen naast me kijken naar me, en hebben het met mekaar over mij. Ze fluisteren 'mademoiselle hollande' naar elkaar. Dat begrijp ik met mijn havo Frans nog net. Al moet ik even graven. Kenmerken waar ik zelf nooit de vinger helemaal achter krijg, maar het moet zoiets zijn als een vriend wel eens zegt 'zo'n mooie frisse hollandse meidenkop.' Mannentaal. Ik hoor vrouwen dat nooit zeggen.
Eén man in het gezelschap heeft een grote neus, en vale grijze wilde rechtopstaande haren. Het staat alle kanten op. Typisch. Net die ene gast van de Rolling Stones. Ik probeer het in me op te nemen zodat ik het straks in mijn kamer kan tekenen. De mannen keuvelen met elkaar over vissen. De verhalen die ze ophangen herhalen zich wekelijks, en worden elke maand een beetje groter. Zo gaat dat hier al eeuwen.
Ondertussen loopt de eigenaresse van het cafeetje op de kasseien op het plein voor ons. Na de regen van vannacht maakt ze met een doekje de stoelen en tafels droog. Straks zit het hier weer vol. De mannen kijken, draaien dunne peuken tussen hun bruine vingers en lachen naar haar. Ik teken het uit. De vrouw lacht terug en brengt de mannen dadelijk nog een koffie.
Zo zal het in Emmen ook gaan vermoed ik. Daar zit ik alleen nooit op een terrasje te tekenen. En Keith Richards is daar ook nooit.