Vijf jaar geleden was er actie om iedereen aan het glasvezel te krijgen in onze regio, ook in Dalerveen. Dorpsbelangen riep op om mee te doen. Nooit meer films kijken die na vijftien minuten niet verder speelden. Teams vergaderingen die we konden bijwonen. Alles zou anders worden. De krimp voor. Jeugd hoefde niet meer naar de stad verhuizen. Iedereen kon hier blijven wonen en werken. Leven op het platteland zou weer aantrekkelijk worden. Sneller dan snel. Na een paar weken was de bevolking om, de meesten wilden meedoen. De aannemer kon van start. Aldus geschiedde.
Overal werden in een rap tempo geulen gegraven door mannen van elders voor het inmiddels vurig gewenste kabeltje. Glasvezel zou alles veranderen. Ook bij ons in de straat werd er gegraven. Via de tuin van de buren. Daar stuitte de aannemer op wat puin. Dat kan natuurlijk goed, want vroeger werd alles wat je niet meer nodig had te plekke teruggegeven aan het milieu.
Het zou vervuilde grond kunnen zijn, dacht de aannemer. En om alle juridische risico's uit te sluiten stopten de mannen van elders op zijn commando direct met graven in onze straat. En pakten hun klus in de straat verderop weer op. We belden met de gemeente. Er kwam geen onderzoek naar de grond. De aannemer klaarde volgens contract negentig procent van de klus, beurde flinke pegels en vertrok met de noorderzon.
Toen begon de onduidelijkheid over verantwoordelijkheden tussen gemeente en vertrokken aannemer. Toen begon ons bellen. Een pingpong spel dat jaren en tientallen telefoontjes duurde. Maar op een dag heel ver in de tijd zou het hier toch groot feest zijn. Contracten werden ondertussen overgenomen door nieuwe aannemers, die nu beheerders heten. Tussenpartijen veranderen van naam. Afspraken bleken oude afspraken. Steeds opnieuw het verhaal doen. De ergenis nam toe. Het werd een meerjarenproject, waarbij we steeds minder belden. Niet meer met de tussenpartijen. Niet meer met belangenorganisaties. Niet meer met de gemeente. De snelheid ging er langzaam uit en de hoop op groot feest verdampte. We geloofden er niet meer in, in die hele glasvezel.
Afgelopen zomer stond er plots en onaangekondigd een graafmachinetje voor de deur, met mannetjes van elders, en iemand erbij die vroeg waar de kabel moest komen. Waarvoor? vroeg ik. Ik was de aanleg van glasvezel al een tijd vergeten. Maar na twee dagen lag hier de jaren geleden vurig gewenste kabel. Deze week stond ook geheel volgens afspraak de monteur met het ooit zo aangeprezen kastje. Eén druk op de knop. Hopla. Na jaren hebben we glasvezel. Een wonder.
En dan zou je denken dat na jaren wachten, tig mailtjes en telefoontjes, wachten, de nodige ergenis, het hier in huis het nu groot feest is. Dat we dansen, taart eten, en de verandering omhelzen als een geliefde teruggekeerde vriend. Dat een wonder is geschied! Maar niets van dat alles.
We gaan gewoon door met leven. Met gras maaien. Met het oogsten van de bramen en de frambozen. Met het bouwen van houtwalletjes om de wind uit het langzaam uitdeiende voedselbosje te houden. Met bomen planten en snoeien. Met zaaien en oogsten. Met vertragen. Met langzaam leven en dromen over wonen in de stad.