Drie Vrouwen



Er waren eens drie vrouwen, die stonden bij een trap in het bos. De trap was hoog en stijl en de drie vrouwen stonden precies in het midden. 


De eerste vrouw zei: 'Ik ga de trap op, ik wil zien wat er boven is. Ik weet niet hoever het is. Het zal een zware tocht worden, en ik zal veel moeten loslaten, maar boven wacht mij licht en een prachtig uitzicht. Daar zal ik aanzitten met winnaars. Iedereen zal voor me klappen en er is heerlijk eten.' 


De tweede vrouw zei: 'Ik daal af naar beneden. Ik wil weten wat er in de kelder van dit bos is. Ik wil het donker zien. Ik zal veel moeten loslaten, en het lijden zien en voelen, maar alleen zo word ik één met de vertrapten en andere machtelozen. En als ik straks het donker heb gezien, zal ik de schoonheid van het licht beter kunnen waarnemen.'


De derde vrouw zei: 'Ik blijf hier waar ik al jaren ben en kijk wat er op dit pad voorbij komt. Ik zal het licht en het donker zien. Ik zal me verenigen met winnaars en machtelozen.' 


Daarop gingen de twee vrouwen op weg. De derde vrouw ging zitten en keek beide vrouwen na, totdat ze uit haar zicht verdwenen waren. 


Ik deed m'n ogen op, en keek om me heen. Ik zag een slakkenhuis voor me liggen. Een schelp precies gelijk ik een half jaar geleden op het strand vond. 300 kilometer verderop. Ik pakte het slakkenhuis op, en vervolgde mijn weg op de trap.