Wat een nacht



Ontplofd. Zo kon hij het beste zijn hoofd omschrijven. Wat hij gezien had, daar kon hij niet bij. Hij had er naar gekeken. Nee, nog nooit had hij haar zo gezien. Tegen de dood aan, schreeuwend van de pijn. Onbereikbaar. Vol bewondering en afschuw stond hij erbij. Het nieuwe leven was aangekondigd maar kwam nu toch met donderend geweld binnen. Haar lichaam had in dat vreemde bed geschudt, niet zo dierlijk zoals die eerste nacht toen hij voor het eerst zichzelf diep in haar voelde. Die zomeravond, nadat ze waren wezen zwemmen en alles klopte. Wat een nacht was dat. 


Nee, hier had haar lichaam anders geschudt, meer als een soldaat, aangeschoten op het slagveld. Achtergelaten door de vijand. Op het randje van leven en dood. Zulke zware gevechten had hij nog nooit meegemaakt. Hij kende het ook alleen maar van tv, maar dit was echt. Echt echt, en hij stond er naast. Ze had geroepen dat het niet meer verder kon zo. Ze had gezegd dat ze dood wilde. Hij kon niets doen terwijl de onbedwingbare woede zich een weg door haar lichaam perste. Gelijk een vulkaan die uitbarstte. Maar niet klaarkwam. 


Hij stond er zwijgend bij. Machteloos had hij de puinhopen gade geslagen. Haar kut was opengescheurd. Ontplofd. Het water en het bloed liep over de grond. Hij zag het in de doeken liggen, zoveel bloed had hij nog nooit uit een mens zien komen. Hoe kon zij dit overleven? Hij zag de fonkeling in haar ogen en rond het lichaam dat hem in een andere tijd nog zo had opgewonden. Maar sex was wel het laatste waar hij nu aan dacht.  


Deze nacht deed alles in zijn hoofd schudden. Hij was getuige van oerkrachten, zoiets was zeker, maar hij zou nooit aan iemand vertellen wat hij had gezien of gevoeld. Het was ook niet te beschrijven of belangrijk, want er was iets nieuws, en zij, zij had dit overleefd. 


Het versgebakken wormpje dat zij hier had gebracht lag op haar glimmende borsten. Zo zacht, en zo kwetsbaar. Het hoofd zo groot als een bal, met daaraan een rompje met miniscule vingers en tenen. Alles zat er op en erin. Het klopte niet, maar het was van hen en het was prachtig. 


Hij keek ernaar, raakte het voorzichtig aan en voelde zich nog kleiner worden. Hij zou in plaats van het kind willen liggen. Even schuilen, even rusten, tegen zijn moeder. Alles om zich heen vergeten. Haar zachte huid voelen. Haar hartslag tegen zijn oren horen tikken. Haar hand door zijn haren voelen. Vertellen wat hij had meegemaakt. Veilig en zonder oordeel. Horen dat het goed zou komen, dat hij niet bang hoefde te zijn. Dat zij in hem geloofde. 


Het zat er voorlopig niet in, want dit nieuwe mensje had vandaag zijn plaats ingenomen. Hij wist het nog niet maar de strijd om de aandacht had hij definitief verloren. Vanaf nu was het wachten op zijn beurt. De competitie aangaan, zoals hij gewend was kon niet meer. Nu was hij een man, een vader, en moest hij de verantwoordelijkheid nemen die hij tot nu zo graag voor zich uit en van zich af had geschoven. Hij wist niet of hij dat wel kon. Overdonderd, onthand en onderdanig luisterde hij naar de geluiden om hem heen. 'Gefeliciteerd', zei de verloskundige in de verte. 


Ze schudde zijn hand. De beste papa van de wereld zijn, was het nieuwe doel, dacht hij in flits. Geen idee hoe. Hij had boeken gelezen, maar dit was totaal iets anders. Iets met hart en ziel. Zonder gebruiksaanwijzing ook. Het zou vandaag beginnen. Hij wist nu dat hij niet veel van het leven wist, en dat dit voor hem besloten was. 


In opdracht van haar haalde hij daarom de maxicosi uit de auto en liep hij terug naar de ingang van het ziekenhuis. Het was tegen de morgen. De zon was net op. Ik zag hem lopen. Hij keek me aan. Wat een nacht was dat.