Wachten



'Ik ben altijd zo netjes gekleed,' zegt ze. Als een dame zit ze achter in de taxi. Een vrouw van in de 80, en ik breng haar naar huis. Een dik uur rijden van hier. Onderweg praat ze over haar leven, en ik vraag haar of ze altijd zo mooi is gekleed. 'Ja, zegt ze, 'altijd. Sinds de dag dat hij afscheid nam en beloofde terug te keren, toen was ik netjes gekleed om hem uit te zwaaien in de haven. Toen ging hij weg, reizen maken, naar de uiteinden van de wereld, zei hij, maar hij kwam tot nu niet terug. Het is nu 40 jaar geleden. Er gaat geen dag voorbij dat ik niet aan hem denk.' 


Ik trek op, terwijl we Emmen uitrijden. De vrouw heeft een jurkje aan, ze heeft een zilveren ketting om haar hals en lippenstift op. Ze vertelt dat ze altijd alleen is gebleven, dat er maar één liefde in haar leven was. 'U heeft toch niet u hele leven op die man zitten wachten? vraag ik voorzichtig. Ze kijkt naar buiten. Het is stil. Via de binnenspiegel zie ik haar broze handen met een stoffen zakdoek frommelen. Na een tijdje begint ze weer te praten. 'Het was te mooi, en ach, misschien heb ik het in mijn hoofd nog veel mooier gemaakt.' Ik zeg dat dat zomaar zou kunnen. Als je veel alleen bent, kun je je van alles in je hoofd halen. 'Ach, hou op,' zegt ze. 'Hij heeft me maar twee keer een brief geschreven. Eén keer dat hij me niet vergeten zou, en één keer dat hij er over dacht om terug te komen naar Nederland als hij met pensioen zou gaan. Ja, daar hang je dan je hoop aan op hè?' 


Ik vraag haar waar hij nu is, en ze vertelt dat hij in Seattle zou wonen. En dat hij een goede baan zou hebben gehad, en getrouwd zou zijn geweest met een Amerikaanse. 'Maar ik weet het niet zeker', zegt ze er achteraan, 'hij was niet zo van trouwen en mijn verstand laat me de laatste tijd ook wel vaker in de steek.' Ik knik. Haar hart kolkt over. Haar ogen stralen als ze over hem praat. Verlangen kent geen ruimte en tijd. We zwijgen verder en rijden door, naar het uiteinde van de wereld. Delfzijl.