'Ik doe niet meer mee,' had ze gezegd. Ze wilde niet meer op het podium staan, maar de feestcommissie had aangedrongen. Het was teveel, maar nu boden ze meer. Dit kon ze niet laten liggen. Ze zwichtte. Ze moest toch maar meedoen. Ze had er geen zin in. Weer hetzelfde verhaal vertellen. Dat deed ze nu al zolang. Weer die poppenkast. Weer net doen alsof zij het prachtig vond. Weer eerbiedig buigen. Professioneel doen. Lief lachen.
Daar stond ze weer met het lood in de schoenen en knikkende knieën. En terwijl haar automatische piloot het werk voor haar deed, schoten haar gedachten weg. Ze wilde zo snel mogelijk hier vandaan. Naar huis. Weg van deze mensen. Weg van deze drukte. Weg van deze poppenkast. Alleen zijn. Weg.
En terwijl haar woorden over het plein gingen droomde ze ervan de vrijheid opnieuw te hervinden. Net als in de dagen van weleer, maar zonder pillen en alcohol ging dat allang niet meer. Het was te laat om het roer nog om te gooien. Bang om de wereld te verliezen die ze dacht te hebben veroverd. Kon ze maar eens aanwijzen waar haar dromen omgevormd waren in de torenhoge druk om die wereld te behagen. Ze zat gevangen, gevangen in verwachtingen. Gevangen in zekerheden. Misschien was het nog te vroeg om te sterven, maar van binnen was ze al jaren geleden overleden. Ze wist het. Toegeven deed pijn. Haar hoogtepunt was geweest. Het applaus was allang niet meer verdiend. Een herhaling van wat was geweest, en niet meer dan een uiting van publieke angst om het beeld kwijt te raken wat ze van haar hadden gemaakt. Een clown. Een pop.
Uitgeleefd draaide ze haar verhaal weer af, terwijl het meisje in haar hoofd weer riep. Ik wil weg van hier! Ik wil weg van hier! En terwijl ze haar laatste woorden sprak, dacht ze aan de verdoving waar ze naar snakte. Hoe de zwarte sneeuw zou vallen. Heel even, en dan hoorde ze het stemmetje niet meer. Haar fans zouden haar vergeven. Ze zouden haar wel snappen.
Het publiek stond zijdelings te kijken. In groepjes te praten. Voor zich uit te zwijgen. Ze kenden haar woorden al en hoorden haar verhaal allang niet meer, maar ze waren bij het feest. Het was grootst en nog nooit zo goed geweest.
Ze was van kindsaf nooit echt gezien of begrepen. Gevlucht in haar droomwereld, waaruit ze werd ontdekt. Het kruis dat ze meedroeg was onderweg steeds verder verzwaard. Terwijl het meisje in haar maar bleef roepen, Ik wil weg van hier! bleek ze al lang zo moe en met niemand echt bevriend. Alles is die dag teveel geworden en bij thuiskomst brak ze die avond alleen in twee. Verdoofd nam ze een pil teveel en verloste toen zichzelf en het meisje. Ze deden nooit meer mee...