Bartók


Terwijl ik vrijwillig boeken aan het verkopen ben op een muziekfestival in Amsterdam komt er een man bij me zitten, en hij begint tegen me aan te praten. Hij vertelt dat zijn vrouw hem in de steek heeft gelaten. Hij is zichtbaar kwaad en verdrietig. Ik vraag hem hoe ze ging, over hoe het was voordat ze wegging en hij begint te vertellen hoe mooi ze het samen hadden, wat hij allemaal wel niet voor haar deed. 


Hij blijft maar praten, vooral over hoe goed hij is en kijkt me aan alsof hij van mij een antwoord verwacht. Alsof ik in plaats van haar kan vertellen waarom ze wegging... 


Hoe doen vrouwen dat 'zomaar' vertrekken? En terwijl hij me zuchtend aanstaart schiet er van alles door me heen. 'Waarom doen 'wij' vrouwen zo?' of moet ik denken 'Waarom doen wij mensen zo?' En is er altijd een reden nodig? Of in hoeverre hechten ons nog aan wie we er om ons heen is? 


Ik sta op het punt te zeggen dat ik ook weg zou gaan als ik met een man te maken had die geen vragen stelt, en alsmaar over zichzelf praat. Die veel aandacht trekt. Mijn hoofd slaat op hol. Ik zou gillend gek worden van een man die overal commentaar op heeft, behalve op zichzelf. Ik zou me zo gelukkig prijzen als ik op een dag de stap durfde te zeggen en niks meer met hem te maken zou hoeven hebben. Ja ik zou hard wegrennen, als ik met een man zou zijn, die vind dat hij altijd slachtoffer is. Die nooit eens had onderzocht waar zijn muurtjes vandaan komen. Die nooit zijn eigen onzekerheden op tafel had gegooid. Die niet geleerd heeft hoe de relatie met zijn ouders doorwerkt in zijn verdere leven, of op een dag zijn geborgenheid in handen van een ander legt. Die zichzelf overal steeds maar opdringt en vertelt hoe hij er over denkt. Die direct gaat lopen janken als zijn vriendin niet naar hem wil luisteren. Die nooit eens sorry zegt. 


Ik zou er onmiddelijk tussenuit knijpen als ik geen zin had om voor een klein kind op leeftijd te zorgen of een man had die niet wist hoe hij zichzelf kon vermaken. Ik zou denk ik zonder woorden vertrekken als hij niet eerlijk was of me zou meppen. Keihard de deur achter me dichtslaan als hij ook maar één keer door had gedrukt wat hij graag wilde waar ik als zijn vriendin zijnde tijd voor wilde maken. Ik zou opgelucht adem halen als ik buiten zou staan als hij in al die jaren nooit eens aan mij had gevraagd of hij me pijn had gedaan of uberhaupt de signalen van mijn hart had opgepikt. Ik zou vrolijk dansen als ik van hem af was, nu ik vrij was en nooit meer zo gevangen hoefde te voelen. Hè zalig het leven weer in eigen hand. 


Er schiet door me heen dat ik zou kunnen zeggen dat als er geen hoop op chemie meer is tussen mensen, je er verder niet teveel woorden aan moet wijden, er niet teveel over na moet denken en zonder elkaar verder gaat. Niks geruzie, gemis, geanalyseer of heimwee. Beter gelukkig alleen, dan ongelukkig samen. 


Het schiet allemaal door mijn kop. Maar ik zeg niks. Ik zwijg even en zeg:.'Ik hoor dat je in de rouw zit, met haar vertrek is er iets in jou gestorven. Heb je hulp gezocht nadat ze wegging?' Hij antwoord dat dat geen zin had, omdat hij allemaal al weet wat de psycholoog zou zeggen. 


Daarop zeg ik hem dat ik weer verder moet met de boeken. Ik geef hem een hand. Hij kijkt me wat verdwaasd aan, en zegt 'Nou jammer. We zitten hier toch fijn te praten met elkaar.' Er schiet even door me heen dat ik nooit meer van deze man afkom. 'Het is beter dat u vertrekt,' zeg ik tegen hem, 'ik heb uw verhaal gehoord en wens u een goede avond.' Hij staat op, en vertrekt richting het concert in de grote zaal. Het kwartet speelt vanavond Bartók.