De vloek die je over jezelf afriep


Je bent meegelopen. De mannen waarvan je dacht dat je vrienden waren liepen met je mee. De koning voerde je dronken. Jullie zouden laten zien wie er de machtige is. Nooit durfde je iets, maar nu je met drie anderen was, zou jij je ook eens laten gelden. Leve de Koning! 


De drank ging rond. Op commando gingen jullie naar buiten. Het dorp in. Daar speelde ik. Ik was jong, misschien 7 misschien 12. Het ging snel. Jullie grepen me uit de kring. Ik gilde, maar kon niks doen. De anderen kinderen renden weg. Mijn vriend bleef gevangen genomen achter. Ik zag de onmachtig in zijn ogen en hij in de mijne. Onze harten braken daar. 


Je nam me mee, jij slappeling. Jullie namen me mee naar buiten het dorp. Iedereen keek, met siddering en met gelach. Er ging weer wat gebeuren. Niemand greep in. Niemand greep in! Jullie sleepten me op de tafel. Je wist niet meer wat je deed. Het was koud en het licht van fakkels flitste langs mijn gezicht. Je sloeg me, je trok mijn kleren van mijn lijf. Ik wilde dat het zo snel mogelijk was afgelopen. Je verkrachtte me. De anderen mannen ook. Iedereen joelde. Iedereen was dronken. Zo ging dat toen. Toen het feest voorbij was werd ik weggejaagd het bos in en er werd opgevangen door de bomen en bosfeeën, en een oude wijze man die me goed verzorgde. 


Jij kreeg na een tijdje wroeging. Wat had je gedaan? Wat had je gedaan? Je zocht naar vergeving, want met dit op je hart kon je niet leven. Je wilde dat ik je vergaf en ging me zoeken. Toen je me veel later in de tijd gevonden had, kon je mijn schoonheid niet verdragen. Je zag je kleinheid en je daden. Je kroop weg als een bange muis. Je wilde vergeven worden en ik keek je alleen maar aan. Als een bange honden renden jij en de andere slappelingen weg naar de rotsen. 'Vergeef ons alsjeblieft mooie maagd' Ik zei: 'Je hebt je ziel voor altijd besmeurd, de hel wacht op jou! Ruim je eigen rommel!' en daar ging je. 


Nooit kon een moeder je nog zoveel liefde geven, dat je je rug kon rechten. Nooit zag je je eigen geschiedenis onder ogen. Wat je niet zag bestond voor jou niet. Je rommel bleef onzichtbaar. Je vertrouwde de heilige woorden niet meer. En nooit hield iemand je een spiegel voor. Met je drankgelag en je foute grappen over vrouwen en het in bezit nemen van de ander. Je blijft tot de dag van vandaag weglopen. Je sluit je af voor wat je lichaam allang weet; je hebt je ziel besmeurd en je klampt je nu vast aan valse macht. Zoals je door de eeuwen steeds heen hebt gedaan. 


Maar er komt een dag, dat ik verenigd ben met hem. Dan zullen wij in liefde zijn. Dan zul jij je spiegel niet ontlopen. Dan sta jij oog en oog met jezelf en je daden. Dan worden de slappelingen der aarde verzameld, en dat zijn er velen. Dan zullen alle valse heersers, alle valse koningen, alle pausen, bisschoppen, priesters, alle generaals en soldaten, en alle uniformen van deze tijd, alle zielen die hun verhaal zorgvuldig hebben weggestopt, of anderen hebben uitgebuit en het zwijgen hebben opgelegd bij De Stenen Tafel verzameld worden. Dan komt aan het licht wat jij mij hebt aangedaan. Dan zul je tranen die je mij en mijn vele zusters hebt bezorgd tot in de eeuwen der eeuwen zien. Dan zullen de eersten de laatsten zijn. Dan heeft ZIJ haar stem terug. 


Tot die tijd loop je hier vervloekt rond en zul je je opgejaagd voelen door de tijd waar je voor wegloopt. Je zult steeds harder rennen. Je zult jezelf blijven herhalen, in oorlog, achter voordeuren, in vriendschappen, en in werk. Je rooft, je onteigend, neemt bezit, en ontheiligd en loopt weg voor wat je doet en hebt gedaan aan het lichaam waar je uit geboren bent. Je drinkt net als toen en je dempt wat je ziel allang weet. Nee je wilt het niet, jij wilt niet zo zijn, je wijst naar een ander, maar op een dag zul je zien je dat je vervloekt bent door wat je zelf hebt gedaan. 


Neem daarom je kruis op, volg je pad ga door het donkere bos, ga dieper, zoek het licht want er komt een dag eens ver weg in deze tijd dat er vrede is, dan zal de Grote Moeder in liefde heersen en is het laatste woord over jou en mij aan Haar... 


Amen.