Als jij maar niet denkt dat ik jou leuk vind. Als ik dat ga toegeven, dan weet ik niet waar ik blijf, of waar ik in verdrink. Ik volg je gewoon een beetje. Interessant wat je allemaal doet.
Inspirerend.
Ik kijk naar je om wat je maakt. Het gaat me niet om jou. Je moet dus niet denken dat ik jou als persoon aantrekkelijk vind. Dat zijn twee verschillende dingen, die je gescheiden moet houden.
Kijk, je hebt de mens en dat wat hij of zij voortbrengt. Ik denk wel eens dat je ook zo kunt kijken naar God. Als dat wat is. God en de schepping zijn verschillende woorden, dat snap je wel. De idee is misschien dat wat je maakt terugkeert naar jezelf, zoals de schepping in zichzelf naar de bron terugkeert. Als een spiegel. Een spiegel trekt aan. Misschien brengt de liefde dat met zich mee, en is dat ook God. Als de vonken er vanaf spatten. Wederkerig. Maar het kan ook anders zijn hoor. Ik weet niet eens of er zoiets als God bestaat.
Misschien is mens zijn de kunst verstaan van aanwezig zijn, want het zijn creeërt in zichzelf voortdurend. Als je er voor open staat. Kijk maar om je heen. Als je goed kijkt, kun je in wat gemaakt is iets van een bron zien. Het moet toch ergens vandaan komen niet? Een knal, of wat dan ook.
Je kunt dus zeggen dat wat wij voortbrengen, jou en mij aankijkt. Daardoorheen zal het ook wel iets zeggen over jou en mij. Een klein beetje. Zo niet alles. Mijn God, het moet toch iets zijn. Maar ja, wat?
Misschien lees ik daarom nu Aleph, van Paulo Coelho.