Gisteren zat ik weer op de Klinkenberg. Ik zit er graag. Het is oude grond. Een motte, een belangrijke plek op een oude route door Drenthe. En hoewel er hier in het verleden flink geleefd is, we praten hier over de periode rond dertiende eeuw, ervaar ik hier een zekere vrede. Hier komt ook bijna nooit iemand. Behalve gistermiddag.
Gistermiddag kwamen na een uurtje ofzo, een man en zijn zoontje van een jaar of zes met een bal mijn droomwereld verstoren. Ik hoorde aan de hardheid van hun stemmen dat ze niet van hier waren. 'Hier kun je mooi ballen Eskander.' zei de man tegen zijn zoon. Wat een naam dacht ik, zo noemt een Drent zijn kind niet toch. Zal wel iets van uit regio Randstad zijn.
En nu bleef ik aanvankelijk rustig tegen de eikenboom zitten, maar ze drongen zich op. En dan begint het toch te jeuken bij me. Maar wat moet je dan doen als je liever alleen bent? De grond is niet van mij. Ik kan niet zeggen: 'Ik was hier eerst dus ik heb meer rechten nu. Wegwezen!' Grond is sowieso van niemand toch? En bij mijn weten ben ik ook nergens oorspronkelijke bewoner. Dus ik zag het even aan en deed pogingen om verder te lezen in mijn boek.
Het jochie ging vervolgens bovenop het heuveltje staan, trapte de bal naar beneden en zijn vader stond onderaan om de bal weer op te halen. Dat ging zo een hele tijd, een paar keer heen en weer. Tot ik het zat was. Daarop begon ik, terwijl de vader de bal weer achter uit het veld haalde, een gesprekje met de jongen. 'Ik heet Silvia' zei ik, 'Hoe heet jij?' Hij keek op. 'Eskander' zei hij wat verlegen. 'Kom eens bij me,' zei ik. En toen kwam hij naar me toe gelopen. Ik heb snoep, wil je wat? Jawel, zei hij.
Daarop ging hij even bij me zitten. Ik ben op vakantie, zei hij, met mijn vader op de camping van Gees. Wat leuk, zei ik terwijl ik ondertussen een touw uit mijn tas pakte. 'Wat doe je?' vroeg hij. Ik zei: 'Wil je nog een snoepje?' Hij knikte. Ik gaf hem nog een. Daarna pakte ik het touw en deed ik het zachtjes en zorgvuldig om zijn zachte jongenshalsje, en trok het kort en fel aan.
Hij had geen tijd om te gillen. Ik stond toen op een sleepte hem mee, tot onder de brug. Zijn vader kwam ondertussen aanrennen met de bal. Geschrokken en kwaad. Wat had hij een lawaai! Met z'n harde randstadstem. Het deed zeer aan oren. Met zijn handen vloog hij vervolgens mijn keel aan en we raakten in gevecht. Maar ik was veel sterker. Verkocht hem drie vuistslagen en toen viel hij bewusteloos neer.
Nu had ik alle tijd om een gat te graven. Daar heb ik me de hele middag goed mee vermaakt. Aan het eind van de dag heb ik ze samen te ruste gelegd en de kuil waarin ik ze heb gelegd netjes afgedekt. Er is niets meer van te zien.
Daarna heb ik mijn boek weer gepakt en ben verder gaan lezen. Alsof er daarvoor niets gebeurd was.
Maar zo ging het niet. Ik heb gewoon mijn tas gepakt en ben mopperend ergens anders gaan zitten en heb dit verhaal getikt. Zo zijn we dan ook wel weer in gastvrij Drenthe. En elders in de wereld
worden toch ook al teveel mensen vanwege machtswellust afgeslacht.