Zo'n 26 jaar geleden nam hij een keer bloemen voor me mee. 'Bloemen, dat vinden meisjes altijd leuk.' Had hij gehoord. Dus toen kwam hij er ook mee aanzetten. Hij stond voor de deur, belde aan en ik deed open. Hier, zei hij toen. Bloemen voor jou. Ik dook in elkaar. Ik moest hard lachen.
Ik had net die avond ervoor tegen een vriendin zitten vertellen dat ik zo walg van klassieke patronen, van de heersende stelletjescultuur, van wachten op elkaar met eten, van samen op de bank het journaal kijken, van elkaars koffie en thee inschenken. Zelfde fietsen. Zelfde vrienden. Zelfde bed. Altijd maar met mekaar. Dat soort verstikkende dingen.
We hadden nog maar net omgang met mekaar. Ik zei: 'Laat mij alsjeblieft mijn gang gaan. Het liefst ben ik toch alleen.' Die klassieke ergenissen daar zouden we het later wel over hebben. En in het begin was het dus ook zoeken. Maar goed, hij ging fietsen en daar gingen we heen.
Maar twee weken later stond hij dan toch per ongeluk met die bloemen voor de deur. Wist hij veel. Ja toen moest ik wel zeggen dat ik dat stom vond. Nog steeds. Slecht voor het milieu. Dat niet elk meisje dat leuk vindt, daar rust een taboe op. Wat kon ik anders dan eerlijk zijn? Goed, je kunt ook niet na een paar weken zeggen: 'Neem mij maar eens een gitaar mee jongen, of kook een keer met rode pepers voor me of maak iets anders zonder appelmoes, iets wat je zelf niet lust?' Dat doe je ook niet als je elkaar net kent. Althans ik niet.
Ik bezorgde hem dus een gebroken hart met mijn veroordeling, want zo vatte hij het toch op. Sil ook met haar rare ideeën over relaties. Maar goed, ik zei sorry en hij vergaf me en bleef, en we redden het hier aardig, maar bloemen nam hij daarna natuurlijk nooit meer mee. Zo'n 'fout' maak je als jongen namelijk niet twee keer.
Tot vandaag. Vandaag heeft hij, mooi dwars als hij is, na bijna 26 jaar weer bloemen meegenomen. En behalve 'dankjewel wat aardig', ga ik er nu niks van zeggen.