Waar niemand bij kan



Dit is het gevoel waar niemand bij kan. Alleen. In het diepst van mijn gedachten. Daar ben ik God. Ik weet niet of ik er eenzaam ben. Waar de leegte woont en ik de woorden niet heb voor wat ik mis. Waar het pijn doet. 


Er zijn mensen om me heen dat is het niet. Het is alleen dat er niemand bij kan bij wat ik nu voel. En ook heb ik de woorden niet. Ik schrijf het op, dan ben ik er mooi alleen mee. Het liefst ben ik er buiten mee, in het bos, bij zee of in het veen. Maar vandaag lukt dat niet, daar ben ik nu echt te brak en te zwak voor. Ik lig thuis in mijn kamer. Er is geen boom die me begroet, ik hoor geen merels zingen. Er is hier niets. Elke maand. Ongesteld. Het gaat over en komt terug.


Kleine bevallingen zijn het. Er is niets aan te doen en er tegen vechten heeft geen zin. Ik hoef ook niets te overwinnen. Ik ben namelijk niet in oorlog, ook niet met mijn lichaam. Het omarmen van wat er is gaat des te beter. Dit alles hoort bij mij. Het is zien dat je niet alles kunt, of beter zien dat niet alles wat je had gedacht zal gaan zoals je had bedacht. Dat er grenzen zijn, die omwille van het leven gerespecteerd moeten worden. Ik laat het water dus maar stromen, en zie steeds weer dat het gaat om dat wat wel kan en wat er wel is. Hier schuilt de overvloed in; een lief woord, of hartelijk gebaar. Ook kan ik zingen, hoe dankbaar ik ben dat ik het leven heb. De overvloed en mijn enthousiasme knalt wel eens tegen een muur. Dan resoneert er niets. Maar wat geeft het, dan geniet ik toch alleen. Dan zing ik dat het leven mede dankzij de pijn me veel geeft. Ja dat er grenzen zijn, geeft mij onbetaalbare vrijheid. 


Zo had ik ook dit jaar voor geen goud willen missen. Ik heb bijvoorbeeld prachtige muziek gehoord, veel nieuwe muziek ontdekt, zelfs twee concerten meegemaakt. Ja de laatste jaren ben ik steeds vaker onaanwijsbaar verliefd. Over een paar dagen zal ik waarschijnlijk zonder aarzeling weer overal een gat in springen. Dan zal ik weer door het bos struinen, op zoek naar de stilte, de leegte of een geluid, en dansen in de modder. Dan begroeten de bomen, de vogels en voorbijgangers me weer met een lach. Het maakt niet meer uit dat het soms niet gaat. Of dat ik niet tig werken op mijn naam hoef hebben staan om iemand te zijn. Net als de meeste ben ik over honderd jaar toch vergeten. Goddank. Dat ik er nu ben, is meer dan zat. Ik blijf hier dus nog maar even liggen. Mijn hart klopt, en vol verwachting kijk ik naar dat wat komen gaat. Er is nog zoveel te doen en te beleven. En ik heb het leven toch zo lief.