Zeker weten



Vroeger wist ik hoe het zat. Je had een thuis. Er waren mensen met werk en mensen zonder. Dan waren er de seizoenen. Vier. In de winter verlangde je naar de zomer en in de zomer naar de winter. We aten drie keer per dag. s Morgens, s middags en s avonds. Op zondag gingen we naar de kerk. Of op zaterdagavond. Zo ging het. 

Ondertussen gaat het anders. De seizoenen zijn er nog, en ook de mensen met en zonder baan. We eten drie keer per dag. s Morgens, s middags en s avonds. We gaan niet meer naar de kerk. 

Langzaam verandert er iets. Ik kom ergens vandaan. Ik kom uit een tijd waarvan ik de beelden bijstel. Langzaam. Ongemerkt, of ik heb het nauwelijks in de gaten. De tijd draait rond. Ik draai mee, maar mijn ziel wordt niet ouder. Ik weet niet hoe het zit. Dat weet ik steeds meer zeker. 

Ondertussen zie ik hoe het landschap verandert. De sterren en het water, en alles wat er tussen zit. Wij. Dit thuis krijgt steeds meer betekenissen. Ze veranderen met de tijd. Ik schep een groeiende herinnering. Misschien is dat wat ik ben. Misschien is dat wat we zijn. Een groeiende herinnering. Een verhaal om even vast te houden. 

Eerst wist hoe het er uit zag. Het landschap en de seizoenen. De sterren en het water. Hoe het komt en gaat. Ik wist volgens mij hoe het zat, maar hoe langer en vaker ik er naar kijk, hoe minder zeker ik ook daar van ben.