In vervoering

 

Beng! Die hitte als ik uit de auto open doe bij het honkbalstadion. Ik stap toch maar uit en loop samen met andere concertbezoekers naar de ingang. Er zijn veel mensen op de been. Bij de beveiliging aangekomen zie ik dat er geen tas mee naar binnen mag, maar dat moet je met een korreltje zout nemen geloof ik; mijn rugzakje gaat mee naar binnen. Flesje water met dop ook. Dat is hier geen wapen. 

 

Binnen kijk ik m'n ogen uit. Er is veel volk. Op de thuisplaat staat vanavond de geluidsman. Op het tweede honk het podium. Er staan stoelen voor, en er is ook een rij om daarvoor te staan. Ik ga op de tribune zitten. Die is ongeveer zo hoog als het oude stadion van de FC. Voor mn bankje hangt een hek dat moet voorkomen dat de honkbal doorgaans tussen het publiek verdwijnt. Wat een sfeer. 

Het voorprogramma speelt. Ik weet niet wie het zijn. Ik kijk om me heen. Wat ben ik een geluksvogel. Net als in de auto soms, knallen zomaar de tranen overal doorheen. Meestal komen dat soort gelukstranen later. Nu niet. Het voorprogramma raakt me. Ik ben zo blij dat ik dit meemaak. Mijn hart maakt sprongetjes. 

 

Als even later Alison Krauss begint te zingen kan ik niet geloven wat ik hoor. In haar stem, zoveel schoonheid. Ik moet dit van dichterbij bekijken. Ik sta op en loop de trappen af naar het veld. Ik kan doorlopen tot bijna vooraan. Het is er vol maar er is ook ruimte genoeg. 

 

Hallelujah.. Ik sta bijna oog in oog. Dit is zo mooi. Ik ben helemaal sprakeloos... en ik krijg ook steeds minder lucht. Het is teveel voor me. Het doet me denken aan het concert van Gillian Welch twee jaar geleden in de Ryman. Toen was ik ook op een andere planeet. 

 

Nu lijkt mn lijf het te begeven. Na een paar nummers loop ik daarom weer naar de tribune en ga ik weer zitten. Ik gooi water over mn kop om af te koelen, maar het helpt niet echt. Ik vraag me af waarom mn lijf in de pauze geen stuiptrekkingen had. Wat is muziek eigenlijk? 

 

Na het concert ga ik naar binnen, even bij de ehbo zitten. ‘Heb je last van de hoge vochtigheidsgraad?’ zegt een medewerker. Ik denk het, zeg ik. Ik krijg niet veel lucht en ik heb het ook erg warm. Ik vraag om een ijszak, en iemand komt met een plastic handschoentje gevuld met ijs aan. Ik koel af en krijg weer lucht. 

 

Ik besluit de aandacht op anderen richten, zodat ik niet zo op m’n ademhaling let. Of eigenlijk wil ik alleen maar huilen. Ik weet niet waarom. Er zitten meer mensen in deze ruimte. Het is receptie van het stadion. De man die het gras onderhoud loopt langs. De vrouw die water in de kleedkamers zet is er. Er lopen mensen in en uit. Ik proef een familiaire sfeer die ik ken van kantines. 

De vrouw tegenover me zegt: ‘Ja er zijn hier laatst mensen uit Florida komen wonen.. na een week zijn ze weer vertrokken, konden de luchtvochtigheid hier niet verdragen.’ Een andere vrouw: ‘Moe je eens naar New Orleans gaan, daar is het nog veeeeeel gekker.’ Ze kijkt me vriendelijk aan. Ik lach om haar opmerking. Mijn paniek zakt langzaam weg. Mijn hart wordt weer rustig en ik land weer. 

 

Naar Willie Nelson luister ik nog twee nummers, maar ik ben moe geworden van alle indrukken. Ik besluit dat het tijd is om te vertrekken. Een medewerker van de golfkarretjes brengt me daarop naar de parkeerplaats. We raken aan de praat. Ze vraagt of ik uit de buurt kom, en terwijl we naar mijn auto zwiepen vertel ik dat ik uit Nederland kom, onderweg ben, en van muziek naar muziek reis. Ze kijkt me extreem verguld aan; dat iemand helemaal uit Nederland komt om haar woonplaats te bezoeken?! Ik moet een beetje lachen. Ik bespeur een calimero enthousiasme dat ik ook wel eens in Drenthe zie. Ze glimt van oor tot oor, en zit te wippen op het bankje. Even schiet er door me heen of ik haar zal vertellen dat de autoweg van Drenthe ‘Hunebed Highway’ heet. Maar ik wil haar niet nog meer in vervoering brengen, dus ik laat het achterwege. Bovendien is één extatische vrouw ook meer dan genoeg.