Lieve tante,
Ik had je al heel lang geleden in mijn hart gesloten, maar nu je er niet meer bent komt mijn favoriete tijd met jou terug voor mijn ogen, alsof het gisteren was. De tijd dat ik nog een klein meisje was, en bij je mocht komen. Om te logeren, of een dag te zijn. In gedachten rijd ik weer de Hanne Bruininghstraat in, naar het hoekhuis waar jij met Geert woonde. Ik zie de bruine auto weer staan, het schuurtje, met het bijschuurtje links. Een boom, was het een berk? Ik loop door het grijzige hekje, over de altijd schone tegels. Soms wachtte de hond Wanda bij de achterdeur. 'Kom dur in!'riep je dan. Door de keuken met zijn stenen gootsteen, met een geiser met een slangetje eraan, het handdoekenrekje met borduurwerk, de geur van Nivea handcreme. Het zijn de details die ineens weer terug zijn. In de woonkamer zat je dan te wachten. Jij links, Geert rechts. De radio ging zachter of uit als we binnenkwamen. 'Kom dur in. Wil je wat drinken?' Ik hoor het je nog zeggen. Geert had z'n borreltje voor zich. Jij pakte dan uit die enorme bruine kast met glazen en glas en liep naar de keuken. We gingen zitten. Ik kan weer tekenen wat ik zag toen. Een gaskachel, een bank met houten leuningen, een mariabeeldje op een tafeltje, een fotootje daarbij, rozengeur. Ik weet niet hoevaak ik binnenkwam, hoe vaak ik ben geweest. Hoe vaak ik sinas kreeg, een glas op een bierviltje.
Wat voelde ik me altijd welkom bij je. Wat was het fijn om naar je toe te gaan. Gewoon zoals je was. Met je mooie blauwe ogen, je ondeugende oogopslag en je gulle lach. Hoe ik bij je achter thuis zat, en jij een beetje bezig was in de keuken, of buiten bij me zat aardappels schillen. Hoe Geert tussen de middag thuis kwam om te eten. Hoe we samen naar het parkje gingen om de dieren die Geert verzorgde te bezoeken, of even naar de winkels. Wat we samen waren, wat was dat mooi.
Bij jullie zijn was voor velen fijn, er kwamen altijd mensen even aan. 'Wel is dat tan?' als er iemand onverwacht even langskwam. Je veerde even op uit je stoel. Je hield bij hoe het met de buren was, met je kinderen en met mij. En zo komen er meer herinneringen terug. Jij verhuisde later en ik ook. Ons contact werd minder, maar je was nooit uit mijn hart en ik niet uit de jouwe. Zo belde je me wel eens op, om te vragen hoe het ging. Dat deed je niet alleen met mij. Dat weet ik zeker. Je belangstelling voor de mensen om je heen was er altijd.
Via Annie was je altijd bij mij. De levensvreugde, de moeilijkheden, de vragen. Jullie hebben samen zoveel moois beleefd. Prachtig zoals jullie zussen waren. Prachtig ook zoals jij de familie bij elkaar hield, want niet iedereen kon voor mij onbekende redenen niet meer met elkaar door één deur. Maar jij hield contact met iedereen, en zo werden de banden niet gebroken. Zo was jij niet alleen tante maar ook oma voor de kleinkinderen van je eigen ouders. Wat een talent had jij om het goede in mensen te zien, en ook om te zeggen hoe je er over dacht. Je keek even onder je wenkbrauwen door en zei 'Mot dat nou?' Dan lachte je, en wist iedereen genoeg.
De laatste jaren heb ik enorme bewondering gekregen voor je levenslust en veerkracht. Niemand kent de pijn die jij gevoeld hebt in je leven volledig. Ik geloof dat je dat nu allemaal kunt loslaten. Ik kijk terug op een gezegende tijd met jou. Ik ben zo dankbaar dat ik een tante had die me het gevoel gaf dat ze me verstond. Ik draag je op een voetstuk mee, voor altijd in mijn hart.
Ter nagedachtenis aan Catharina Schmitz - Kramer
2 april 1938 - 24 april 2019