Net als ik op de parkeerplaats een ander t-shirt aan doe, stapt hij uit zijn camper, naar me toe. Hij zegt: 'Je bent de enige die ik nu zie hier, en ik vroeg me af of het veilig is om hier te blijven staan vannacht met mijn auto? 'Veilig, is het zeker,' zeg ik. 'Hier gebeurt helemaal niets. Denk ik. Ik kom hier 's nachts natuurlijk nooit.' Zou ik natuurlijk wel weer eens kunnen doen.
Voorheen ging ik in november wel eens in de nacht dit veengebied in. Tegen de morgen. Dan gebeurde er van alles. Ik nestelde me dan op een puut, vlakbij het water waar de ganzen opstegen. Een uur voor zonsopkomst. Met duizenden tegelijk. Het best te vergelijken met een intercity die met denderende vaart een station binnen rijdt, recht op de muur af, maar dan anders. Het was koud. Tegen vriespunt. Maar magisch. Ik alleen met de ganzen, de kou, de zon die opkwam, het veen en de stilte.
'Er is hier geen gevaar,' zeg ik, 'al zou een wolf vannacht aan je deur kunnen staan.' Hij lacht. 'Dank voor de waarschuwing,' zegt hij. 'Dus hier zijn geen mooie vrouwen waar ik voor op moet passen?' Hij knipoogt. Heb ik weer. Er komt heus een dag dat het gelegen komt, en dat ik weet hoe ik daarmee om moet gaan. 'Nee,' zeg ik, 'gevaarlijke vrouwen zijn hier niet. En als ze er wel zijn vermoorden ze je niet. Alhoewel. Ik moet je waarschuwen; mijn belevingswereld is een stuk rozer dan de werkelijke wereld.' Hij lacht.
Onweerstaanbaar. Ondertussen probeer ik mijn huidhonger te ontkennen en mijn verlegenheid te verbloemen, met een poging tot vluchten. Te laat. Hij is me voor, en leunt met één hand tegen m'n auto, zijn ogen zijn heel dichtbij nu. Hij zegt: 'Zeg dame, klop jij vanavond bij me aan? Ik laat je de hemel zien. Ik zal je verwennen zoals niemand anders kan.' Ik lach ongemakkelijk. Het gebeurt dus echt, dat waar anderen over vertellen en schrijven. Ik slik nog een keer en weet niet wat ik hiermee aan moet. 'Laat het maar een keer gewoon gebeuren mooie vrouw,' zegt hij zelfverzekerd. Ik slik en knik, aangemoedigd door een stemmetje dat zegt: 'Hoogste tijd om weer iets te doen wat spannend is meid!' 'Is goed,' zeg ik.
Dus. Vanavond reed ik met klamme handen en een onrustig hart naar de parkeerplaats. Toen ik er aankwam zag ik niks. De parkeerplaats was leeg. Ik zag geen andere auto's. Zuchtend stapte ik uit mijn auto. Niet wetende of ik nu opgelucht of teleurgesteld moest zijn. Ik keek omhoog. De kosmos straalde door het duister. De sterren waren nog nooit zo dichtbij me. Ik hoorde de zalige stilte van hier weer. Ik vergat de man met z'n camper, en zag de hemel weer recht voor me.