2024



Ze hadden haar vakkundig en zorgvuldig begraven. De kist dichtgetimmerd met lange klinknagels. Met z'n drie-en een diep gat gegraven. Twee bij één meter, daar zou ze wel inpassen. Niemand zou iets van haar terugzien. Al haar sporen waren uitgewist. Ze was nooit in hun leven geweest. 


Zeer professioneel afgevoerd, en er onderling er niet teveel woorden aan gewijd. Buitengewoon content met de wijze waarop ze haar in de val hadden gelokt. Alleen hadden ze dat nooit gedurfd, maar samen stonden ze sterk. Dwergen waren het. 


Daar lag ze. Onzichtbaar. Anoniem. Zo wit als sneeuw. Zonder naam. Niemand was hier schuldig aan. 


Haar kist was inmiddels in de grond gezakt, en ze keken op haar neer. Nu hoefden ze niet meer bang te zijn voor het vuur in haar ogen. Monddood en lijkbleek was ze op haar mooist. Ze knepen in hun vuisten en lieten de glazen klinken. Het zand ging over haar kist. 


Het leven ging weer door alsof er niets gebeurd was. De zon ging op en de zon ging onder. Periodes van oorlog en vrede wisselden elkaar af. De tijd tikte voort. De jaren vervlogen. De dwergen dachten niet meer aan haar. Wat voor hen niet meer zichtbaar was bestond voor hen niet meer. Het gras groeide over haar kist. De boomwortels boorden zich een weg door haar botten. Haar verhaal raakte kwijt en in de vergetelijk. 


Tot het moment waarin haar tijd gekomen was. In dat jaar, het was het jaar 2024, deed ze diep onder de zoden haar ogen open. Geen dwerg die het zag, geen mol die het voelde. De aarde beefde zachtjes. De wind waaide uit het oosten en de hemellichamen maakten een nieuw geluid.


Ze stond op, keek over de bergen en dwars door de dwergen. Ze spuwde vuur. Wit en bleek doken de eens zo trotse dwergen weg. In shock, want niemand, maar dan ook niemand, kon het licht dat uit haar blauwe ogen straalde verdragen....