Grenscontrole



Vlak over de grens in Duitsland word ik aangehouden. Ik moet even van de weg af. Coronacontrole denk ik. Ik parkeer m'n auto en zet de motor uit. De polizei vraagt om mijn ID. Daarvoor moet ik even in mijn tas rommelen. En terwijl ik dat doe schieten er beelden door me heen van grenscontroles lang geleden. 


Even toeren in Duitsland. Even naar Meppen, schnitzel eten in een of ander Gästhaus, of gewoon even er uit, reeën zoeken in het veld. Op zondag met z'n vieren. Met m'n broertje en m'n ouders in de auto. De grenzen waren toen nog dicht. En de grens over was altijd een spannende overgang. 


Bij grensovergang Ter Apel had je twee douaneposten, een Nederlandse en een Duitse. De Nederlandse was vaak onbemand, maar dan de Duitse. Daar liepen douaniers in groene pakjes. Uniformen. Met een geweer. Heel indrukwekkend. Net als bij dat clipje van Nikita van Elton John. Maar dan wat minder vriendelijk. En er waren ook nooit modellen bij. Mijn vader die toen ook al grote verhalen vertelde, maakte graag van zo'n heel gewoon niks aan de hand iets, een bijzonder spannende gebeurtenis. Zo ook de grensovergang. 


Zo wist je bij de grens nooit of je uit de auto moest en of je werd opgepakt. 'Kinder kruipen jullie maar even achter de stoel, dan zien ze jullie ook niet.' Dan maakte ik me samen met mijn broertje, ons heel klein en kropen we achter de stoel. Muisstil waren we. De douanier vroeg dan wel wat mijn vader achterin had zitten, maar dan had hij altijd wel een verhaal klaar. Ik weet dus ook niet meer hoevaak ik ontvoerd ben in mijn leven. Maar dat kwam toen regelmatig voor. Er werden wel meer kinderen ontvoerd destijds, dus waarom wij niet. 


Dat mijn vader me via douane me voor de gek had, dat had ik toen niet in de gaten. Ik heb dus ook heel vaak vastgezeten op zo'n grenskantoor met m'n broertje. Op water en brood en een keihard bed, terwijl mijn ouders een leuke dag hadden op een terrasje ofzo. Dan kwam er bij ons af en toe een oude dame langs om te kijken of we al genoeg spek om de botten hadden en we al in de soeppot konden. Ik huilde dan wel eens dat ik mijn moeder miste, maar dat maakte die oude vrouw niks uit. Het leven was vroeger keihard. Heel anders dan nu. 


Aan het eind van de dag kwamen onze ouders ons dan meestal wel weer ophalen. Als we geluk hadden. Want ik heb ook wel eens een nacht alleen in zo'n gevangeniscel- want daar deed zo'n grenskantoor je toch aan denken- doorgebracht. Niet altijd hoor, soms ging het ook wel goed bij de grens, en dan mochten we gewoon in de auto blijven en mee met onze ouders. 


De man die nu mijn ID aanpakt en terloops mijn blote bovenbenen checkt heeft dat allemaal niet in de gaten. Hij bekijkt mijn vaccinatie app en vraagt waar ik heen ga. Ik zeg met trillende stem, in mijn slechtste angst-en-beven Duits dat ik even ga zwemmen in de rivier vlakbij. Bij de brug. Op het geheime plekje. Biels als ik nu ben weet ook echt niet hoe het daar heet nu. Hij kijkt me vriendelijk aan, knipoogt naar me en zegt: 'Viel spass!'


Ik rij door en dan, dan moet ik hard lachen.